Wel Niet Wel Niet .... |
Zeldzaam, verlaten toko's die ooit bewoond waren. Nog zeldzamer, dezelfde verlaten toko's die ooit bewoond waren en waar je, zonder spontaan gevierendeeld te worden door de lokaaltjes, rondom kunt lopen. Allerrrrrbizarstzeldzaamst....verlaten toko's die ooit in een ver verleden bewoond waren, waar je ongestoord kunt komen en die fully loaded zijn achtergelaten door diegene die de deur voorgoed achter zich dicht trok.
Vooropgesteld; we praten over Noord Nederland en de kop van Noord Duitsland. Een gebied dat wordt gekenmerkt door schichtige wezens. Wezens die nog zwart wit TV kijken met Swiebertje in de hoofdrol. Wezens die niet weten dat de aarde rond is en er een geheimtaal op na houden die Enigma nooit en te never gekraakt zou kunnen hebben. Wezens die elke anomalie direct bestraffen met een dozijn hooivorken en doorgesmeerde kalashnikofs totdat ze dood, hartstikke dood zijn.
Welnu, ieder jaar vinden we hooguit 1 zo'n pand die aan alle bovenstaande eisen voldoet. En laten we nu net wederom zo'n pand hebben gevonden.
We schrijven Duitsland, Noord Duitsland, het land van de windmolens, geheimtaal en ondergrondse bunkers. Het land waar jij niemand ziet maar iedereen jou wel. Daar reden wij, uiteraard achteloos, rond om te kijken of we weer eens lekker old skool konden urbexen, of beter gezegd, onszelf konden betrappen op Rural hotspots. (zoek maar op).
We reden op een lange weg. Een lange, goed berijdbare weg met aan weerszijden om de 300 meter een boerderij. Een bewoond pand met mensen, tractoren en bewerkte akkers. Akkers als strakgetrokken canvassen waarbij de sporen van tractoren als fluweelzachte penseelstreken van de meesters zelf de akkers omgetoverd hadden tot klassieke, middeleeuwse meesterwerken. Totdat ik op een gegeven moment een stuk bos zag. Een stuk bos met een weg er naar toe. Een weg met een hek. Een hek met een slot. Een slot met roest. Een weg met hogere begroeiing. Kortom; bingo!
100 Meter verder was wederom een weggetje, een onverhard weggetje die leidde naar een windmolen die zó groot was dat de voet breder was dan de auto waarin we reden. Een prima plek om ons vehikel te camoufleren. We reden het weggetje op, blik op strak, hopend dat we niet beschoten zouden worden. Gokkend dat er geen achtergebleven mijnen lagen. Eindelijk, we stonden aan de voet van de windmolen met slechts 1 landerij van ons vandaan een boerderij. Een boerderij waarvan we niet wisten of die wel of niet bewoond was. Ja .... we kregen weer de zenuwen...
Ok, motor af, contactsleutel eruit, alles wat ook maar zichtbaar is en als zodanig herleid kan worden naar ons of onze woonadressen direct verbergen en hup die auto uit. We bedekten ons met rugzakken, statieven, capuchons, flinke steuvels en sloten de deuren van de auto. The point of no return was gepasseerd. We moesten, of we wilden of niet. Met de aarzeling van een baviaan maar met de bluf van een buffel ploegden we met onze steuvels het middeleeuws meesterwerk om. Op weg naar die boerderij. Linéa recta, zonder bocht, plas of geen plas, hek of geen hek. We liepen, we sjouwden, blik op doods, op weg naar die ene pot vol met goud. Bijna waren we er, slootje hier, prikkeldraadje daar én maar hopen dat er geen patronen ons om de oren vlogen! Maar we leefden en onze ledematen waren nog aanwezig. Halleluja! U zij de glorie! Hosanna! Lofzang! We waren er!!
Ok, resumé; we leven nog, geen gear verloren, geen polizei, geen camera's en de stilte is doods. Prachtig! Stap 1 was voltooid. Dan nu de verkenning. Maar bah! Die stilte... wéér die dodelijk intense stilte kwam op ons af. Die stilte doemde op als een zwart laken die zich ontvouwde over ons heen. Een stilte die al het leven onder onze voeten wegzoog. Een stilte die ineens al je kleuren deed verbleken naar zwart wit beelden en wegwaaiende aswolken. Een stilte waar je nooit aan went. Een stilte die oude herinneringen opensplijt. Een stilte die je weer injecteert met de nare zijde des levens. De man met de zeis, de geest achter de muur, 2 lichten in het donker die je aanstaren....dát gevoel is wat je ervaart wanneer je staat op de plek waar wij nu staan. Kortom: kop d'r veur en aan de slag!
Sonja en ik, we liepen, nee we manoeuvreerden geruisloos door het al tijden niet gemaaide gras. Op zoek naar beschutting, kijkend om ons heen. Waren er camera's? Waren er verse sporen? Was er bedrijvigheid? Was er....leven? Bij iedere stap vochten onze gedachten een oorlog uit van wel niet wel niet en twijfelden we of we ditmaal niet bij iedere stap een stap te ver gingen. Maar tóch, bij iedere stap die we maakten besloten we om er voor te gaan...die eerste schuur in! Een schuur, zoals zo vaak getekend in strips, geschilderd op het mooiste linnen, bewierookt door de meest middeleeuws levende boeren en exact zo zoals jij hem nu voor je ziet. Daar stonden we, Sonja en ik met ons hart in de strot en het verstand op Hawai liepen we door, door de schuur, door naar een deur. Achter die deur zou het antwoord moeten zijn.
Deze deur stond open, wijd open, wagenwijd zelfs. Zo wijd dat we beiden onze oogleden om de hoek konden buigen. Zien wat er achter die deur was. We keken, keken nogmaals en ja.....daar was de hoofddeur! Gesloten! Met kunstplanten voor de ramen! We keken direct naar de grond. Waren er sporen, hoe was de begroeiing naar deze deur? Waren de ruiten schoon? Wéér liepen we het complete scoutingsboek deel 7 af om uit te sluiten dat we wellicht op bewoonbaar terrein waren maar nee...alle indicatoren wezen erop dat we keken naar een pand, een huis, een boerderij. Verlaten om wat voor reden dan ook. Een boerderij die leefde voor een passant maar morsdood was voor een kenner. Maar vóórdat we ook maar überhaupt durfden te denken of we richting die voordeur moesten lopen bedachten we ons dat het beter was om eerst de complete achterkant van de boerderij te scannen, te onderzoeken en vooral; shit uit te sluiten.
Hoppa, de achteruit werd ingezet. Variabalen moesten worden uitgesloten. Ingangen werden gezocht. We liepen, struinden, kropen en observeerden vooral. Maar was die observatie bedoeld om een ingang te ontdekken? Of juist om zelf niet betrapt te worden. Die tweedeling leverde een pure kernfusie op in ons brein. Het bloed kolkte als vloeibaar plutonium door onze aderen. Ons hart bonkte zich overspannen een weg naar buiten. Iedere stap verder betekende een stap minder zorgen, totdat.... we aan de andere zijde van deze mastodont waren aangekomen. De andere ingang...volledig afgesloten door enorme struiken met stekels als professionele doodseskaders. De cirkel was rond! De bal lag in het doel! De puzzel was voltooid! Eureka! Het pand was onbewoond!
Wat restte was een volledige inventarisatie van wat we nu zagen. Back to basics, back to reality, met daarbij de hamvraag.... was het slim om direct naar binnen te gaan? Het antwoord: Nee! Reden: het was winter, de begroeiing om de boerderij was miniem, er was geen schaduw als grote vriend maar onze aanwezigheid kon worden opgemerkt als klanten die voor een schiettent staan... wachtend om die eerste konijnen naar de eeuwige jachtvelden te blaffen! Nee... we kozen voor de ongebruikelijkheid om ditmaal de boel de boel te laten en terug te keren. Wachtend tot het zomer wordt en de schaduwen onze vrienden zijn zodat de kans reëler is is dat we gevrijwaard zijn van kogelregens en zwaailichten.
We keerden terug, over het hek, ploegend door de middeleeuwse meesterwerken op weg naar die grote dikke paal met een molen erop. Sloten ons op in onze auto, reden weg, dronken koffie en onder het genot van een wit bolletje met ditmaal 2 plakjes boterhamworst baanden we ons langzaam weer een weg naar de vergetelheid...